Focko Ukena

Napoleon in zakformaat

 

Focko 'ook: Fokko en Focco) Ukena [5346], zn. van Uco (Fockena) Ukena Von Neermoor [5350] en Amcke van Lengen [5351], geb. te Neermoor, Ost‑Friesland [Dld] of Edermoer circa 1360, komt uit een Oost-Fries adelijk geslacht, hoofdeling van Leer en Overledingen (Ostfr.) en heer op Dijkhuizen te Appingedam in 1435, ovl. (ongeveer 75 jaar oud) te Appingedam [Gr] op 29 aug 1435, begr. te Appingedam, Augustinuskerk.

tr. (resp. ongeveer 25 en ongeveer 11 jaar oud) (1) in 1385

 

met Theda von Rheide [5349], dr. van Ewo Tammena van Jemgum [5400] en Bawe (Bouwe) Eduarda Onsta [5473], geb. te Rheide [Deu] circa 1374, ovl. (hoogstens 37 jaar oud) voor 1411.
 

  Biografie van Focko Ukena [5346].

 


FOCKO UKENA

 

 GDPscale[100]Portret van Focko Ukena. Bron: GNU.

 

Afb. boven: Portret van Focko Ukena. Bron: GNU.

 

 

Met Focko Ukena zijn practisch alle protestantse vorstenhuizen in Europa verbonden. Als hoofdeling van Leer en hoofdeling van Oost Friesland en Heer op Dijkhuizen (1435) te Appingedam staat deze Focco als veldheer bekend en als held. Focco Ukena is een zeer avontuurlijk man, een Napoleon in zakformaat, maar dan wel wat ruwer. Maar daarvoor leeft hij ook in de middeleeuwen.
Veertig jaar lang is hij de schrik van heel Friesland, ook in het gebied tussen Eems en Lauwers. Hij is van voorname afstamming. De zetel van het geslacht der Ukena's is de borg Edramoor in Mormerland.


Er bestaat een munt, nog wel de oudste der tot nu toe bekende hoofdelingenmunten van Oost Friesland, een Tournois uit het midden der 14e eeuw, van 'Uko, domicus' met een typische rand van 12 lelies. Deze Uko is de vader van Focco Ukena. De moeder van Focco is Amke van Lengen.
Focco's familie is dus wel van voorname stand, maar het geld om deze stand op te houden ontbreekt. Volgens oude Friese kronieken heeft Focco zich als jongen veel onder het ruwe krijgsvolk opgehouden. Waardoor de jongen bij deze bandeloze soldatenbendes is terecht gekomen, is niet bekend, maar vermoedelijk niet van weelde. Misschien is hij door armoede tot het avontuurlijke leven van die stropende bendes van middeleeuwse huursoldaten gedreven en heeft hij op die manier de harde Spartaanse opvoeding gekregen, die voor heel zijn leven zijn stempel op hem gezet heeft.


Na het doorlopen van deze harde leerschool komt hij in aanraking met Keno tom Broke, de bekende Oostfriese hoofdeling, hoofd van de partij der Vetkopers. Wij moeten echter niet denken, dat de berooide avonturier als ondergeschikte door Keno in dienst wordt genomen. Integendeel, Keno heeft hem als volwaardig partijgenoot in zijn 'fliuta' opgenomen. Al vóór 1417 moet Focco, misschien enigszins als vazal, maar toch als heer over Mormerland beschouwd worden. Keno en Focco hebben allebei groot profijt van hun bondgenootschap gehad. Keno vindt in Focco een zeer bekwame troepenaanvoerder, die hem menige overwinning in Friesland heeft bezorgd. Focco van zijn kant krijgt niet alleen de goederen van zijn voorvaderen terug, maar hij wordt ook een vermogend man, door de buit, die hij uit zijn overwinningen weet te behalen.

Intussen is Focco getrouwd met Theda van Rheide, van wie wij zo goed als niets weten. Ook is niet bekend, hoe lang hij met haar getrouwd is. Theda moet vóór 1411 zijn gestorven, want in dat jaar trouwt Focco met Hiddeke van Wytwert, Dijkhuizen en Garreweer, de dochter van Sjabbo van Garreweer. Uit beide huwelijken heeft hij kinderen. Van zijn dochter Bawa schijnt niet vast te staan of zij uit het eerste of uit het tweede huwelijk is. Na de dood van Keno tom Broke vangt de strijd aan tussen diens zoon Occo II en Focco Ukena. Beiden streven naar oppermacht in één hand. Beiden dromen van een heerschappij over een groot, machtig Friesland, zich uitstrekkend van het Flie tot aan de Weser. Geen van beiden heeft deze droom verwezenlijkt gezien, hoewel Focco in de strijd tegen Occo de wel overwinning heeft behaald.

Wil Focco zijn tegenstander met succes bestrijden, dan moet hij eerst 'partyesluden' (=partijgenoten) zoeken en hij moet die trachten te vinden onder de rijksten en en machtigsten van het land. Daartoe bezit hij geen beter middel, dan zijn kinderen uit te huwelijken aan de groten van Oost Friesland. Zijn zoon Udo trouwt met Hymba of Hyma Itzinga van Norden in 1421. Vier jaar later trouwt zijn zoon Uko met Hebe van Dornum. In 1426 trouwt zijn dochter Amke met Sibet van Rustringen, die naast Occo II de machtigste hoofdeling van Oost Friesland is. Met wie zijn zoon Tyo getrouwd is, is niet bekend. Wel is van hem bekend, dat hij als heer van Neermoor op de oude stamborg Edramora heeft gezeten. Het staat niet alleen vast, dat Focco zijn kinderen machtige huwelijken doet sluiten, maar het is ook zeker, dat hij daarmee niet het geluk van zijn kinderen heeft willen bevorderen, doch daarmee allereerst een vijandige omsingelings- politiek tegen Occo II heeft willen volgen. Als zijn 'fliuta' groot en machtig is, vangt Focco de strijd aan en in drie veldslagen weet hij zijn tegenpartij absoluut te vernietigen. In 1426 verslaat hij in de slag bij Deteren de aartsbisschop van Bremen, één der bondgenoten van Occo II. In 1427 verslaat hij de Groningers, eveneens bondgenoten van Occo. Deze slag wordt gestreden bij Oterdum. In deze strijd staan de Ommelanders, die de kans schoon zien de gehate stad een hak te zetten hem trouw ter zijde. Hun succes is groot. In deze slag vallen er veel Groningers en wordt hun aanvoerder gevangen genomen.

Focco heeft te Oterdum een burcht, die aan zijn vrouw behoort en hier vindt hij dus dadelijk een vast punt, van waaruit hij de strijd kan aanbinden. Op weg naar Oterdum beginnen de Groningers maar vast met een aanval op het niet bezette Dijkhuizen en roven er alles uit wat maar enige waarde heeft. Ook het Johannieterklooster van Heveskesklooster wordt aangevallen en grotendeels verwoest. De kloosterlingen vluchten naar de stad Groningen. In 1428 heeft de stad die vernielpartij lelijk moeten bezuren, want dan moet aan Focco schadevergoeding worden betaald. Een derde overwinning wordt door Focco behaald op de Wilde Akkers in Oost Friesland. Dit is ook in 1427, slechts drie weken na de slag bij Oterdum. Occo II wordt hier niet alleen verslagen maar ook gevangen genomen. Hij wordt in Leer in Focco's burcht opgesloten.

Het oude huis Tom Broke wordt gesloopt en tot de grond toe verwoest. Na deze schitterende overwinning staat Focco op het toppunt van zijn macht. Weliswaar heeft hij zich nooit hoofdeling van Oost-Friesland mogen noemen, maar hij is het wel. Hij heerst niet alleen over het land van Oost Friesland, doch ook over het land tussen Eems en Lauwers. Hij geeft aan dat land, waarin de goederen van zijn vrouw Hiddeke liggen, zijn beroemde Willekeuren, die rechtspraak, bestuur en dijkwezen regelen en deze streken aan de invloed van Groningen onttrekken.

Zo heerst hij van de Lauwers tot de Weser oppermachtig! Maar dan keert de wispelturige Fortuna hem de rug toe. De Cirksena's verschijnen op het toneel en komen voor de gevangen Occo op. Focco trekt zich terug in zijn sterke burcht te Leer, maar wordt daar door een sterke strijdmacht ingesloten. Toch weet hij door nacht en nevel dwars door het leger van zijn vijanden te ontkomen. Nu wordt ook Focco's burcht verwoest en met de grond gelijk gemaakt. Zijn kansen staan helemaal niet zo gunstig. Zijn eigen onderdanen hebbn zich bij zijn tegenpartij aangesloten. Aan zijn zoon Tyo op Edramoor in Mormerland heeft hij niet veel. Ook Udo en Uko kunnen geen hulp bieden. Of de Ommelanders hem nog op het goed van zijn vrouw Hiddeke zullen dulden, is nog de vraag. In elk geval zullen ze hem niet graag in een nieuw avontuur over de Eems willen volgen. Toch bestookt Focco een tijdlang, van het Munsterse Sticht uit, zijn tegenstanders op gevaarlijke strooptochten, die hem veel buit opleveren en die zijn naam als de 'flegende' ruiter hebben gevestigd. Maar weldra moet hij wijken naar Groningerland. En daar zit nu de trotse adelaar gevangen. Alles wat hij in Oost Friesland heeft bezeten aan burchten en landerijen moet hij achterlaten. Ook zijn beide zoons Uko en Udo en zijn schoonzoon Sibet moet hij achterlaten. Zij zijn in 1433 gesneuveld. In de slag bij Bargerbur bij Norden wordt in dat jaar voorgoed afgerekend met de macht van Focco's aanhangers en hierdoor wordt de oude vechtersbaas voor altijd de kans ontnomen tot herstel van zijn vroegere machtspositie. Zijn droom van roem en grootheid is ten einde. Slechts een paar kleine plekjes grond, hier en daar in de weilanden verstrooid, vormen het gebied, waar hij heersen mag.

Van de kinderen uit zijn eerste huwelijk brengt hij alleen Amke, de weduwe van Sibet, mee naar de Ommelanden. De kinderen uit het tweede huwelijk zijn er alleen. Amke heeft spoedig haar weduwenkleed afgelegd en is hertrouwd met Evert Sickinge, de man, die in het midden van de 15e eeuw herhaaldelijk voorkomt als proost van Loppersum en hoofdeling te Winsum.

Tyo is vermoedelijk met de vijanden van zijn vader tot overeenstemming gekomen en is in Oost Friesland gebleven. Zo heeft tenslotte deze Napoleon in zakformaat ook zijn St. Helena gevonden. Lang heeft hij het in ballingschap niet uitgehouden. In 1435 is hij op 29 augustus op de borg Dijkhuizen gestorven. Hij is vervolgens begraven of bijgezet in of bij de Augustijner kerk te Appingedam. Als de kerkvoogdij van Appingedam in 1705 de oude bouwvallige Augustijner kerk willen afbreken, is daartegen verzet gekomen van mevrouw Ripperda uit Oosterwijtwerd, een nakomelinge van Focco Ukena. Zij heeft toen met de kerkvoogden gecontracteerd, dat de zuidmuur van die kerk, langs het kerkhof, zal blijven staan. Welk belang kan mevrouw Ripperda daar bij gehad hebben? Hierop lijkt maar één antwoord mogelijk: bij die zuidmuur moet de grafkelder of het graf van Focco Ukena geweest zijn. En de plaats daarvan heeft zij in ere willen houden. Focco's nagedachtenis wordt ook door zijn nageslacht geëerd door de instandhouding van een brokstuk van de zuidelijke muur van de borg Dijkhuizen.

Na de dood van Focco hebben lelijke geruchten de ronde gedaan over zijn vrouw Hiddeke, de achterblijvende weduwe. Zij zou haar man hebben vergiftigd. Dit is misschien niet meer dan een vaag gerucht, maar het feit, dat zo 'n gerucht verspreid kan worden, wijst er toch wel op, dat het huwelijk niet al te gelukkig is geweest. Het zal ook helemaal niet zo verwonderlijk zijn, als Focco op zijn oude dag, na zoveel desillusies en in vernederende ballingschap een onhandelbare brombeer is geworden. Wie weet hoeveel Hiddeke van zijn kuren en nukken zal hebben geleden en onder zulke omstandigheden heeft menige middeleeuwse vrouw haar man vergiftigd. Het spreekt vanzelf, dat er na de dood van zo'n man van spokerijen gehoord wordt. Hij stierft in een tijd, waarin onrustige mensen zelfs in hun graf geen rust kunnen vinden. Onthoofde burchtheren keren naar hun huizen terug om er door holle gangen en donkere kelders of langs stoffige torentrappen met het hoofd onder de arm rond te dwalen. De boeren van Overledingerland hebben nog eeuwen lang aan hun kinderen verteld van de 'Flegende Focco', die als een soort wilde jager uit Wodan's legerscharen rusteloos door de lucht rijdt, evenals hij tijdens zijn leven als de 'vliegende ruiter' in wilde stormnachten over de Oostfriese slagvelden heeft gereden.

Op het Huis te Oosterwijtwerd heeft zijn portret nog eeuwenlang voor de schoorsteen gehangen. Het opschrift erboven luidde: 'Focco Ukena van Brokum Höueling to Edermoer end Lüer Her van Aurich end Brockmerland offte Brocum'. Ook zijn wapen is hierbij afgebeeld. Dit is een witte leeuw in een blauw veld met een rode omgekeerde kroon om de hals. Deze kroon moet bewijzen, dat Focco uit een heel oud en voornaam geslacht stamt. Karel de Grote zal namelijk reeds aan sommige Friezen de ridderslag gegeven hebben. De tot ridder geslagenen ontvangen dan een schild met de keizerlijke kroon. In het wapen van Oost Friesland staan niet minder dan drie geslachten met zulke keizerskronen. De harpij der Cirksena's draagt er één, de adelaar der Tom Broke's zelfs drie, en de klimmende leeuw in het wapen der Ukena's draagt er één, omgekeerd als halsband.

Eén ding moet tenslotte nog uit het veelbewogen leven van Focco Ukena worden verteld, namelijk het bouwen van Dijkhuizenen het Huis te Oosterwiitwerd. Hij heeft waarschijnlijk de huizen, die Hiddeke hem heeft aangebracht, niet mooi genoeg gevonden. Iemand, die droomt van een gravenkroon en van de heerschappij over een groot Friesland moet natuurlijk in een mooi huis wonen. Het is niet waarschijnlijk, dat Focco iets geheel nieuws gebouwd heeft. Vermoedelijk heeft hij het reeds bestaande Huis te Oosterwijtwerd en Dijkhuizen bij Appingedam vertimmerd, verfraaid en vergroot. Het schilderstuk bestaat nog en is in het bezit van Mevr. Douair. Hora Siccama van de Harkstede te Hilversum. Door vererving is het van de Ripperda's, via de families Clant van Stedum, Tjarda van Starkenborgh en Rengers van Farmsum eigendom van genoemde Mevr. Hora Siccama geworden.

 

 GDPscale[100]

Ocko II tom Brok wordt gevangen voorgeleid aan Focko Ukena na de Slag op de Wilde Ackers in 1427 (Bron: Tjarko Meyer Cramer, 1803; WP).
 
Afb. boven: Ocko II tom Brok wordt gevangen voorgeleid aan Focko Ukena
na de Slag op de Wilde Ackers in 1427 (Bron: Tjarko Meyer Cramer, 1803; WP).

De achtergrond stelt een landschap voor. Ukena's handen rusten op en naast een op een tafel liggend boek, waaromheen een bokaal, een pennekoker met inktpot, een spel kaarten, een halve perzik, een halve walnoot, een appel en wat kersen. Vooral de laatste vruchten zijn wel heel eigenaardige attributen van iemand, met wie het zo kwaad kersen eten was als met deze Focco Ukena. Het is heel jammer, dat dit portret niet naar het leven getekend is. De kleren, die Focco draagt, zijn niet van zijn tijd, maar worden ongeveer een eeuw na zijn dood gedragen. Het portret kan niet ouder zijn dan van 1520 of 1530. Het is een typisch vroeg-renaissance portret. Ook de typische renaissance-beker, die voor Focco op tafel staat, wijst op de eerste helft der 16e eeuw. Het portret doet heel sterk denken aan het bekende, door L. Cranach geschilderde portret van Maarten Luther. Natuurlijk blijft de mogelijkheid over, dat het gezicht van een ander portret van Focco is overgenomen. Wat Harkenroth van Focco's wapen meedeelt is niet helemaal juist. Als hij wat beter gekeken had, zou hij gezien hebben, dat de Witte Leeuw geen rode halsband, maar een omgekeerde kroon om de hals draagt. Deze kroon moet bewijzen, dat Focco uit een heel oud en heel voornaam geslacht stamt (zie hiervoor bovenstaande beschrijving van het wapen). (Bron: GVA 1935).

 

Focko Ukena overlijdt op de borg Dijkhuizen maar is begraven in de Augustijnerkerk van Appingedam (dit is de kloosterkerk) aan de zuidmuur voor het altaar van de Heilige Anna. 'Anno Christi 1435 up den dach Sanc Joannis ent hoevedinge is de stridtbaer und manafftige helt Foeko Uken, hoevetlinck to Leer, nach dem hemannige slachte und storme van joeget up sinen vianden gehold en und gedaen, tom latesten van lande und luide vordreven. So is he danno ich sines natuerlichen dodes to Dickhusen by den Dam gesturven und is eer lichen in de cloester karcke begraven'.

Huwelijken
We komen van Focko Ukena vier verschillende vrouwen tegen. Behalve Theda von Rheide (hw circa 1385), Hidde Ripperda tho Dijkhuizen (hw 1411) en Hebe II tom Brok. wordt in het Ostfriesisches Urkundenbuch (Band 2: 1471 - 1500 nebst Nachträgen und Anghang' door Ernst Friedländer te Emden in 1881 nog een vierde vrouw genoemd, met de naam Eneke. Zij komt daar voor in maart 1478 als weduwe van Focko Ukena die met haar neef Hatet Ukena te Twixlum bij de ruil van verschillende grondstukken:


'Wij Eneke, salighe Foeke Ukena echte huysvrouwe, ende Hatet Ukena, erers twyers soens.
soen, inwoners in Twixlum, doen witliek ende kundieh alle den gheenen, die dessen brieff syen.
offto hören leesen openbaer bekennende in der waerheit voer allczweeme, hoe dat wij myt unsen.
vryen willen ende vorberadene moede, myt willen, raet ende volboert unser vryenden ende.
erven, hebben ghewisselt ende gehütet, wisselen ende buten to enen steede vaste ewige wissel in.
krafft des brieffs myt den eerwerdigen gheesteUeken man here Sebastianus, pro est to Langer-.
monyken, myt rade ende consent synre pricsteren, beer Jacob prior, her Adrianus kellener, suster.
Enne priorisse ende der gemeynder zusteren ende broederen; soe dat wij hebben untfangen van.
dat convent vorben. twee ende twentieh grase landes in Twyxlumnier liamrijck gelegen, achte.
grase tuschen die Thyaerdwey ende die grone wech, geheyten in Seywarts gara, ende twee grase.
in Allyngmedc, streckende myt den enen ende an die Leghe wey ende myt die ene syde an de.
ver werlde werft* in eene fen van vyer grasen. Itein ses grase bij die Ee weyke, streckende myt.
de eene ende an de maer ende vuff grase by Pewessumer til streckende an die inaer, geheyten.
in die Daethierne, ende een gras in Filich loend bij die Tyaerdwey; voer welcke lant wij hebben.
dat convent vorben. weeder ghedaen dertyenstehalve grase landes, gras voer gras, drye gelegen.
in Locghender hamryek fenland in die grote Kremynghe, geheyten Wymyngmede, de ick Eneke.
vorben. gegeven hadde den convent erghen. ewelick te bruken na Hatets vorben. doet, voer unse.
zielen to bidden, de to unsen herd hopende synt, voer welcke drie grase sal men den convent.
weeder geven na Hatets erghen. doet anders drie grase van syne nalatende erve sonder enyglie.
wederroepen offte spreken. Ende vier grase by die Maermede tili. Item vierdehalff gras by die.
Maermede wey, gheeofft van Ewo Herena to Waltzeten, ende twe grase in Awynga wilda mede.
geeofft van zalige Ome to Langena, ende die ander tyendehalff gras hebben wij deme provest.
ende convent vorben. vul ende all degher betaelt de yerste pennynck myt den lesten, na uut-.
wysinge unser brieve gezegelt myt des eonvents ende heren Nompno to Twixlom kerekheer in-.
gezegel. So dat convent vorben. sal ende mach vrij ende veylich ewelick bruken desse dertyenste.
halff grase landes vorbescr. na hären will ende nutticheyt; ende weere yemant, die up dit vorscr.
erve in toecomen tijde dachte anelaghe te doen van dessen wisseis wegen, des wij doch nycht.
en vermoeden, so sullen wij Eneke ende Hatet vorscr. ende willen ende unse erven, boren unde.
ungheboren, scholen ende willen deine convent vorben. vrij, quijt unde schadeloes holden van.
alle ansprake gheestcltckes ende werlickes rechtes, waer, wanneer ende so vaken als dat deine.
convent noet off behoeff is sonder alle argelist, intoch off behebynge, hulpereden ende nye von-.
de uutgesproken. Welck summe gheldes van uns gheboert van des cupes wegen des landes.
vorscr. heefft die proest ende dat convent erghen. bestedighet weder te copen ende in te lossen.
de elven grase landes, die Remyt Ubbena inwoner to lllerlt in vortyden vereofft waren van dat.
convent up een wedercoep. Des te tughe so hebben hier mede yeghenwordieh, bij, an ende over.
gheweesen als warachtige tugeslude heer Remyt vicarius te Twixlum, Ewo te Betteweer, Udo te.
Hamswerum, Uko Ubbena, Auwo ende Focko broeders, borghers to Emden, ende anders vele.
goeder lüde. In orkonde der warheit ende meerre getuyohenisse so hebben wij Eneke ende.
Hatet vorben. vruntlicken gebeden de eersame bescheydene manne heren Kompno, unse kerck-.
here to Twixlum, heren Herman, kerekhere to Larlt, ende heer Herman, kerckhere to Langen, ora.
hären ingezegel, die sij witlicken ende myt goeden willen om unser bede willen hebben hangen.
an dessen brieve. Na der boert Christi dusent vicrhondeit in denie achten ende tseventichte.
jare, in profesto Gregorü pape et confessoria'.

 


Uit dit huwelijk (Focko en Theda) 6 kinderen:

1.           Bawe Focken (Bawe Ukena) (Tho Dijkhuizen) [4717], geb. circa 1378 (circa 1411), ovl. (minstens 89 jaar oud) na 1467 (na 1477), tr. (resp. ongeveer 32 en ongeveer 50 jaar oud) (1) circa 1410 met haar halfneef Ewo (Ewo) Erickes van Emden (Erikes) [5593], zn. van Eggerich Ewen van Jemgum [5399] en NN Nn [6294], geb. te Jemgum, Oost‑Friesland, Dld. in 1360, hij komt voor als hoofdeling te Woltersum [Gr], bezit een steenhuis in Weiwerd dat wordt verwoest, mogelijk behoort hem de Ackingaheerd te Oosterwierum (nu Akkemaheerd dat thans een boerderij is), woont borg Dijksterhuis, Appingedam [Gr], hij wordt voor het eerst genoemd met haar halfneef Ewo Erickes van Jemgum in 1390, bouwt een huis te Woltersum dat wordt verwoest door Keno tom Brok in 1415, ovl. (minstens 98 jaar oud) na 1458. Uit dit huwelijk 3 kinderen, tr. (2) Door zijn huwelik met Bawe Ukena, de dochter van de beruchte Focko Ukena, komt hij in het bezit van Dijkhuizen bij Appingedam, waar hij ook gaat wonen met Ewo Ewesma Van Ewsum [6141], zn. van Hiddo (Hidde) Tamminga van Hornhuizen [6133] en Menneke Ewesma (Ewes) [6134], geb. circa 1406, woont op Dijkhuizen en noemt zich dan Ewesma, hij laat een toren te Doornwerd bouwen in 1487, ovl. (minstens 71 jaar oud) na 14 dec 1477, (Ewo Ewesma tr.(2) met Johan Rengers van ten Post [5618], zn. van Ditmer Rengers van Post [5634] en Hisse Ewesma Ackinga [5635]). Uit deze relatie geen kinderen.


 

Biografie van Bawe Focken Ukena (Tho Dijkhuizen) [4717]

 

De borg Dijkhuizen
Dijkhuizen begint evenals Oosterwijtwerd een rol te spelen tijdens Focko Ukena. Deze zal ook Dijkhuizen hebben verkregen door zijn huwelijk met Hiddeke van Wijtwerd en eveneens zal hij de borg hebben gesticht. Niet alleen vermeldt dit Sicke Benninge in zijn kroniek, maar ook Focko's kleindochter Theda, gravin van Oost-Friesland. In de strijd tussen Focko en de Groningers wordt het huis door de laatsten verwoest. Het moet dan kort daarna weer zijn opgebouwd, wanneer het waar is, dat Focko Ukena er in 1435 gestorven is. In elk geval klopt het jaartal van de dood niet, aangezien Focko op 23 april 1436 nog in leven is. Ook is Dijkhuizen in 1452 'onklaar'. In een akte van dat jaar wordt namelijk vermeld, dat er een erfscheiding zal plaatsvinden tussen Ulske en Bawe, dochters van Focko Ukena, en hun echtgenoten, zodra Dijkhuizen weer 'getimmerd' is.


Enkele jaren later vinden wij Ewe Ewesma (van Ewsum), zoon van Hidde Tamminga (Ewesma) en Menneke, getrouwd met Bawe, als hoofdeling te Dijkhuizen. Vóór 1477 is hij waarschijnlijk gestorven, althans in dat jaar komt Bawe toe Dijkhuizen voor. Een idee omtrent de grootte van het huis krijgen we uit een stuk van 1475. Daarin is sprake van een telling van stenen. Er zijn dan twee verdiepingen, een toren, een poort en een zaal. Na de dood van Bawe vererft Dijkhuizen op haar zuster Ulske van Oosterwijtwerd. Deze schenkt in 1491 de heerd te Dijkhuizen met al het goed en land, uitgezonderd de gerechtigheid, aan haar dochter Hille Ripperda. Maar aangezien er veel kosten op vallen, geeft zij er land te Zeerijp bij.


Na de dood van Hille komen Oosterwijtwerd en Dijkhuizen weer in een hand, namelijk die van haar broer Eggert of Eggerik Ripperda.
Inmiddels is Dijkhuizen weer het slachtoffer geworden van oorlogsgeweld. In 1499 heeft graaf Edzard Appingedam en Dijkhuizen bezet. In het voorjaar van 1500 trekken de Groningers met een aantal Ommelanders uit met hun zwaarste geschut om Appingedam en de borg Dijkhuizen te veroveren. Ze kunnen de borg evenwel niet stuk schieten, want deze is versterkt met een bolwerk en een staket. Spoedig wordt Dijkhuizen door graaf Edzard ontzet. Het volgende jaar komen de Groningers terug, nu met meer succes. Op het huis ligt Eggerik Ripperda met 25 man. Nu wordt het zonder slag of stoot overgegeven. Eggerik en de zijnen worden gevangen genomen en het huis wordt geheel uitgebrand. In het zelfde jaar 1500 is Eggerik getrouwd met Aleyt van Buckhorst tho Boxbergen. Haar broer Jan van Buckhorst heeft blijkens een getuigenis van 1536 op Dijkhuizen gewoond, maar wanneer dit geweest is, wordt niet vermeld. Daarna is van het huis niets meer bekend. Over de puinhopen ontstaat in de jaren 1741-1743 een langdurig proces. De heer Ripperda van Ellerenborgh heeft in 1737 aan de vrouwe van Oosterwijtwerd, Margaretha Elisabeth Ripperda, het land waarop de ruïne staat verkocht, waarna deze is afgebroken en de fundamenten zijn uitgegraven. In 1738 zijn dus de laatste resten van Dijkhuizen verdwenen
.

2.           Udo Fockena von Norden [5390], geb. in 1385, Indzingaborg of Nienborg, ovl. (ongeveer 48 jaar oud) te Norden in 1433 Dodelijk gewond in de slag bij Bargebuur in 1433, begr. te Klooster Marienthal, Ost‑Friesland, Dld.

3.           Uko Fockena [5591], geb. in 1386, hoofdeling van Neermoor en heer van Aurich en Brookmerland, heer te Oldersum, ovl. (ongeveer 47 jaar oud) te Osterhusen op 25 jul 1433, tr. (resp. ongeveer 43 en ongeveer 34 jaar oud) in 1429 met Hebe Attena von Nesse Und Dornum [5598], dr. van Luetet Attena von Nesse [5599] en Occa Tom Brok [5600], geb. te Dornum in 1395, erfgenaam van Nesse, ovl. (ongeveer 73 jaar oud) te Hinte, Ost‑Friesland in 1468. Uit dit huwelijk één dochter.

4.           Fossa [5391], geb. circa 1386, relatie met Jonge Imel Abdena Von Embden [7129], zn. van Hiske Abdena [7130] en NN Alkena [7131], geb. te Emden (Dld) circa 1385, Emden (Dld), ovl. (ongeveer 70 jaar oud) te Hamburg circa 1455. Uit deze relatie één dochter.

5.           Thyo Fockena [6368]2, geb. te Emden (Dld) in 1391, Neermoor, Ost‑Friesland [Dld], relatie met NN Von Simonswolde [6369], dr. van Schelto Von Simonswolde [6370] en NN Nn [6371], geb. in 1393. Uit deze relatie 2 dochters.

 

 

Biografie van Thyo Fockena [6368].

 

Thyo Fockene komt voor als hoofdeling van Neermoor in Oost Friesland. De naam Neermoor stamt in feite af van Edenramora, waarvan de latere betekenissen zijn: 'Nymramore' (1409), 'Eramoere' (1428), "Edramora' (1436), "in Eddermore' (1439), 'Neydermoer' (1481), 'eddermoer' (1494) en 'Neermohr' (1577). De naam in het veen is waarschijnlijk afgeleid van de verdwenen nederzetting 'Edana'. Neermoor wordt vermoedelijk voor de ondergang van 'Edena' in de 11e eeuw aan de oostelijke rand van het veengebied gesticht. Neermoor ligt tegenwoordig in de gemeente Moormerland, Landkreis Leer en schrijft daarover:

 

'Neermoor liegt in erhöhte Lage auf auf dem Geestrand am rechte Ufer der Ems auf eider plateauartigen Linse aus pelstozänen Sanen met eimen Podsol-Profil in einder Höhe von 1,20m bis 1,40m über Meeresniveau (NN) gegründet, die im Mittelalter eine mit Heide bewachsene Kuppe gebildet hat. Im Norden grenzt Niedermoor an, im Süden Hochmoor, im Westen Knickmarsch, im Nordwesen und Südwesten Nedermoor mit Organomarschauflage und im Osten Gley-Podsol und Tiefumbruchboden. Die frühere Reihensiedlung und heutige Streusiedlung befindet sich östlich der Ems, westlicht der A31 sowie nördlich des Sauterler Kanals direkt an der B70 etwa 8km nördlich von Leer en 17km süsostlich von Emden'.


Ter plaatse zijn in 1990 overblijfselen gevonden van vermoedelijke kookplaatsen uit de steentijd, die afkomstig zijn uit ca de 7e eeuw v. Chr. Een jaar eerder worden er resten gevonden van een steenhuis uit de 14e of 15e eeuw. Door deze vondst wordt het vermoeden bewaarheid dat de oudste nederzetting in verband met de overstromingen in de 12e en 13e eeuw 'auf die hohe Geest nacht Osten verlegt wurde' (Bron: Staatsarchif Aurich: rep. 15, nr. 10717; Rep. 16/1, Nm. 953-957, 1024; Rep. 32, Nr. 1865; Rep. 230. Nr. 90 Amtsgericht Leer; Genossenschaftsregister; Vereinsregister, S./Nr 26, 64, 69, 111, 130. Barch. R 58/571).

6.           Beno Fockena [5393], geb. circa 1392, tr. met Unico von Leer . Uit dit huwelijk één zoon.

 

Focko Ukena. Ewo Erickes. Ditmer Rengers.

 

 

door dit huwelijk komen de bezittingen van de Ukena's in handen v.d. Ripperda's, tr. (resp. ongeveer 51 en ongeveer 33 jaar oud) (2) circa 1411 Dit huwelijk brengt Wijtwerd, Winsum en het kasteel te Oterdum in de familie. Het GVA uit 1841 vermeldt daarover: ".H a r k e n r o t h, Oostfr. Oorspr. 404, legt: dut 7,1] hem uanbragt Wijtwcrt, Winsum en Oterdum. W i a r d a, t. a. p. noemt Wijtiverd, Winsum, Oterdum en Dijkhuizen. Westendorp, Jaarb. II. 336, Dijkhuizen, Wciiverd, Wirdum en Oterdum. Weiwerd, Wirdum en Oterdum behoren aan het huis te Furmsum en dus moet men waarschijnlijk lezen Wijtwert, Winsum en het kasteel te Oterdum. De Heeren van Dijkhuizen schijnen daar een kasteel aangelegd te hebben. De Ripperda's van Winsum stammen van Focco af en deze heerlijkheid is van de heeren van Dijkhuizen afkomstig. Over het geslacht van Focco Ukena kan men nazien Harkenroth, Oostfr. Oorspr. I. en II. 401, 129,145, 795..", door het huwelijk wordt het Huis van Oosterwijtwerd gesticht in 1411 met Hidde Ripperda (Hiddeke) Tho Dijkhuizen (Hiddeke Van Wijtwerd) [5345], dr. van Siabbe Ripperd Van Garreweer [5341] en Ailske Ripperda (Ulske) Van Wytwerd [5338], geb. te Appingedam [Gr] circa 1378, erfdochter van Oosterwijtwerd, erfdochter van Garreweer, Dykhuizen, Weiwerd, Oterdum en Wirdum, ovl. (minstens 100 jaar oud) na nov 1478.

 

   

 

Biografie van Hidde Ripperda (Hiddeke) Tho Dijkhuizen (Hiddeke Van Wijtwerd) [5345]

Zij leeft nog in 1478 en is de erfdochter van Witwerd, Dijckhuizen, Gerwer, Winsum en Oterdum. Hiddeke of Enneke wordt ook wel Hiddeke van Wijtwerd genoemd. Met Wijtwerd wordt Oosterwijtwerd bedoeld en dus niet Weiwerd zoals sommigen beweren.

Uit dit huwelijk 4 dochters:

1.           Sjabbe Fockena Van Garreweer [5395], geb. circa 1385, ovl. (hoogstens 51 jaar oud) voor 23 apr 1436.

2.           Bawe , geb. in 1411, ovl. (ongeveer 66 jaar oud) op 14 dec 1477.

3.           Ulske Fockena Ook: Ulske Ukena [5352], geb. circa 1420. Zij is de erfdochter van Witwerd, Dijkhuizen en Holwierde, ovl. (ongeveer 54 jaar oud) circa 1474 Ulske leeft in ieder geval nog in het jaar 1474 als zij genoemd wordt te Boxbergen, tr. (resp. ongeveer 32 en ongeveer 37 jaar oud) te op Dijkhuizen op 10 feb 1452 met Unico (I) Ripperda van Wytwerd [5353], zn. van Hayo Ripperda [5355] en NN Abdena [5356], geb. circa 1415, 'probst von Farmsum', ovl. (ongeveer 59 jaar oud) circa 1474 Unico II overlijdt aan de pest. Uit dit huwelijk 8 kinderen.

4.           Fockena [5397].

relatie(3)

met Hebe II Tom Brok [5396], dr. van Ocko I Tom Brok [5487] en Fokeldis (Foelke) Kampana von Strakholt Ook: Foelke Kampana en Quade Foelke (Kwade Foelke), naar haar strengheid [5488], geb. na 1370 In ieder geval geboren tussen 1370 en 1376.
 

Uit deze relatie één dochter:  

1.           Amke [5398], geb. in 1394, na het overlijden van haar vader krijgt ze als jongste dochter de borg te Winsum, ovl. (ongeveer 51 jaar oud) te Winsum in 1445, tr. (resp. ongeveer 32 en ongeveer 26 jaar oud) (1) in 1426 met Sibet Papinga Von Rüstingen [5479], zn. van Lubbe Papinga Von Rüstingen [5485] en Fruwe Nn [5486], geb. in 1400, titel van 1414 tot 1433, ovl. (ongeveer 33 jaar oud) te Lütesburg in 1433, (Sibet Papinga relatie(2) met Tetta ten Broek [5484].). Uit dit huwelijk geen kinderen, tr. (resp. ongeveer 39 en ongeveer 28 jaar oud) (2) in 1433 met Evert Sickinghe (Evert) Van Winsum [5480], geb. in 1405, ovl. (hoogstens 70 jaar oud) te Winsum voor 1475. Uit dit huwelijk geen kinderen, relatie(3) met Rodolphus Frawama Kater [5481]. Uit deze relatie 3 kinderen.

 

 

 

Biografie van Amke Ukena [5398]

 

De borg te Winsum
Als jongste dochter krijgt Amke na het overlijden van haar vader Focco Ukena de borg te Winsum in haar bezit
.



Focko Ukena.Ocko I.

 

tr.(4)

met Eneke. Van haar is verder niets bekend. Sommige onderzoekers geven deze relatie niet aan maar het is vij zeker dat deze wel heeft bestaan.


Gerelateerde artikelen 01. Fokko Ukena, Napoleon in zakformaat (dit artikel)
  02. De Cirksena's
  03. Ulrich I Cirksena
04. Enno II Cirksena
  05. Edzart II Cirksena
  06. Enno III van Oost-Friesland
Bronnen, literatuur

Bronnen/literatuur:
1. Groninger Volksalmanak 1841., GVA 1841 (blz/akte 5).
2. Ostfriesisches Urkundenbuch, Erster Band 787 - 1470, Dr. Ernst Friedlaender, Königl. Geh. Staats-Archivar, 1878.

De bronvermeldingen zijn (deels) in de tekst opgenomen.
Correcties en aanvullingen worden op prijs gesteld
©Harm Hillinga
april 2009
HomePage. Menu Artikelen. Menu Genealogie.